Assendelftstraat 53 t/m 89
't Hoofts Hofje
toon op de kaart- StatusRijksmonument
- Monument nr.17457
- WijkCentrum
- Bouwjaar1754-1756
Registerblad
Hooft's HOFJE.
Aan de straatzijde een rijk omlijste ingangspartij, bekroond door een gebeeldhouwd kuifstuk, gedateerd 1756. Aan de binnenzijde bestaande uit twee om een binnenplein gebouwde blokken van elk vier huisjes.
meer weten
Uit : De Verborgen Stad - VOM-reeks nummer 2-2005
Tekst: Botine Koopmans
't Hoofts hofje
Assendelftstraat 53 t/m 89
Gebouwd in 1754-1756
Gerestaureerd in 1937
De stichting van het hofje van juffrouw Angenis Hooft is in meerdere opzichten bijzonder. Angenis Hooft overleed in 1734, maar pas in 1754 werden een huis en een stuk grond gekocht aan de westzijde van de Assendelftstraat. Angenis had namelijk bepaald dat de executeurs gedurende twintig jaar haar nagelaten kapitaal en goederen door rente en inkomsten moesten vermeerderen om vervolgens van dat bedrag een hofje te stichten. Het hofje was bestemd voor 'bejaarde vrijsters ofte weduwen, die belijdenis sijn doende van de Gereformeerde Religie'. De dames woonden gratis en kregen vijf tonnen turf per jaar, en acht tot tien stuivers per week.
Het terrein waarop het hofje werd gesticht maakte deel uit van een grote kruidentuin, die Simon de Beaumont, secretaris van de Staten van Holland als groot plantenliefhebber had aangelegd. Beaumont overleed in 1726 en de tuin kwam in andere handen. Opdracht voor de bouw kregen de timmerlieden Isaac Stifferije en Hermanus van Valkenburg en de metselaars Carel Pantekoek en Jacob Fergezon. Zij deden twee jaar over de bouw: in 1756 was het hofje klaar. Het werden dit keer geen huisjes van één laag, maar beneden- en bovenwoningen. Het hofje bezit twee vleugels van elk vier woningen, 'ieder met een bequame benede en bove vertrekje en keldertje#', die tegen de achtergevel van het gekochte huis aan de Assendelftstraat zijn gebouwd. De bewoonsters van het beneden- en bovenhuis moesten de voordeur delen. Het grote huis aan de straat bleek zo bouwvallig dat men het door dezelfde bouwlieden heeft laten renoveren. Hierin is de toegangspoort tot het hofje aangebracht, die opvalt door een sierlijk gesneden kuifstuk in Rococo-stijl. In het midden is het hoofd van Angenis tegen een ruitvormige achtergrond afgebeeld, geflankeerd door het wapen en de achternaam van de eerste regenten Eduard van Velsen en Cornelis Steen. De regentenkamer is zoals gebruikelijk in het hoofdgebouw ondergebracht. Alleen beschikt dit hofje niet over één, maar over twee regentenkamers aan weerszijden van de poort. Eén was voor de Haagse regent en één voor de Amsterdamse regent. Angenis had namelijk zowel in Den Haag als in Amsterdam, waar zij ook bezittingen had, een executeur benoemd. In het midden van de vleugels was ruimte gereserveerd voor een ashuis (een gezamenlijk depot voor afval en vuilnis) en een pomphuis (waslokaal). Het hofje wordt aan de achterzijde door een muur beëindigd, maar houdt daar nog niet op. Achter de muur is nog een tweede tuin, bereikbaar via een poortje.
In 1936 richtte het college van regenten een subsidieverzoek voor restauratie van het hofje aan de gemeente omdat het steeds meer in verval raakte. De kosten van het herstel werden begroot op f 60.000 (# 27.226). Eerder waren de regenten van plan geweest om het Hooftshofje te verkopen en van de opbrengst elders een nieuw 'geheel naar de eischen des tijds ingericht Hofje' te bouwen. Die plannen werden verijdeld door de intrekking van het besluit van de gemeente in 1930 om het hofje met uitzondering van het poortje in de voorgevel voorwaardelijk van de monumentenlijst af te voeren. Het afvoeren van de lijst was nodig omdat men op de plaats van het hofje een nieuwe rooms-katholieke huishoudschool wilde bouwen en dit had voor de regenten de weg vrijgemaakt om het hofje te verkopen. De bouw ging niet door en mede door de bemoeienis van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen die het hofje wilde behouden vanwege de monumentale betekenis, kwam de gemeente terug op haar besluit het hofje niet langer te beschermen. De gevraagde subsidie van f 12.000 (# 5.445) werd toegekend, niet vanwege het belang voor de volkshuisvesting - het ging immers om maar zeventien woningen - maar vanwege de instandhouding als monument.
In 1937 werd het hofje gerestaureerd door dezelfde architect die ook het Heilige Geesthofje had gerestaureerd, Bart van Heyningen. De indeling werd zo gewijzigd dat nu iedere bewoonster haar eigen voordeur kreeg. Daartoe werden het ashuis en het pomphuis in het midden van de vleugels, die niet meer in gebruik waren, omgebouwd tot toegangen voor de bovenwoningen. De daar aanwezige fraaie eikenhouten trappen, die ooit leidden naar vertrekken boven het as- en pomphuis en al jaren buiten gebruik waren, werden weer in ere hersteld. De laatste woningen aan het uiteinde van de vleugels werden ontsloten via een buitentrap die aan de achtergevel is aangebouwd. De begane grond van de voorste woningen, tegen het hoofdgebouw aan, werd veranderd in een 'waschlokaal', met behoud van het oude interieur. Modern comfort deed zijn intrede in de vorm van een keukentje en een wc. De bedsteden van de bovenwoningen bleven gehandhaafd, zij het in de vorm van een grote open kast. De oorspronkelijk ononderbroken zolder werd onderverdeeld en als extra kamer bij de bovenwoning getrokken.
Het hoofdgebouw dat er met vergane balken en vloeren, verweerde muren en pannen, slechter aan toe was dan de vleugels, werd grondig aangepakt. De beide regentenkamers waren volgens de architect geheel ontluisterd. Eentje was in gebruik door de portier en de andere diende tot bergplaats. De Haagse regentenkamer (links van de toegang) werd weer geheel in haar oude luister hersteld. Het stucplafond in een laat Lodewijk XIV-stijl, de fraai geprofileerde deuren, luiken en lambriseringen en de schouw met marmeren schoorsteenmantel verlenen de ruime kamer een bijzonder allure. Boven de schouw bevindt zich een schilderstuk met de voorstelling 'Laat de kinderkens tot Mij komen', van C. Vandermeiren. Oorspronkelijk was het hout in de regentenkamer diepgroen van kleur maar deze is bij een laatste renovatiebeurt twaalf jaar geleden vervangen door veel minder goed passende blauwtinten.
De bovenverdieping werd verbouwd tot woning, waarvoor zowel aan de straat- als aan de hofkant vier nieuwe ramen werden aangebracht. De Amsterdamse regentenkamer kreeg een nieuwe bestemming als extra kamer bij de bovenwoning. Ook de tuin werd opnieuw aangelegd, in een formele stijl met strakke belijningen en laag blijvende planten. Dat was ook de reden dat de enorme boom die in het midden van de tuin stond en ooit geplant was door één van de bewoonsters voor de nieuwe aanleg moest wijken. Toen alles klaar was, vond de architect dat voor de bejaarde bewoonsters een onderdak was ingericht, dat de begeerte opwekte om weer opnieuw jong te zijn. Een gedenkplaat in de poort maakt melding van de stichting en van de restauratie van het Hoofts hofje. Niet lang na de restauratie trad in 1938 een nieuw reglement in werking dat het voorgaande uit 1882 verving. Alleen ongehuwde dames of weduwen die lid waren van de Hervormde Kerk kwamen in aanmerking voor een woning. In oktober kregen zij f 10,- aan turfgeld uitgekeerd, 'voorzoover de middelen van het Hofje dit toelaten'. Nog steeds wordt het hofje bewoond door alleenstaande dames. De gemiddelde leeftijd is 50 jaar.