Woonhuis uit de tweede helft van de 19e eeuw op rechthoekige platte grond, bestaande uit een bouwlaag onder een met pannen gedekt zadeldak met de nok evenwijdig aan het Oosteinde. Tegen de linkerzijgevel is een éénlaags aanbouw met plat dak, dat van na 1954 dateert. Tegen de rechterzijgevel bevindt zich een smalle serre, aangebracht in 1954 ter vervanging van een berghok ter plaatse.
De gevels zijn opgetrokken in sober, schoon metselwerk. De voorgevel is vijf vensterassen breed met in het midden de entree in een houten, classicistische deuromlijsting bestaande uit pilasters en een hoofdgestel. De gevel wordt afgesloten door een geprofileerde houten kroonlijst. In de kozijnen schuifvensters met zesruiters. Ter hoogte van de entree is boven de kroonlijst een later toegevoegde brede dakkapel. De zijgevels zijn tuitgevels met vlechtingen in de top. In de achtergevel zijn twee oorspronkelijke kozijnen, waarvan één voorzien van schuifvensters met zesruiter. Het brede kozijn in het midden van deze gevel met openslaande tuindeuren is evenals de brede dakkapel recentelijk aangebracht. De achtergevel wordt beëindigd met een eenvoudige geprofileerde houten kroonlijst. Het interieur is recentelijk gemoderniseerd. Het pand wordt van de straat gescheiden door een smalle voortuin. Gemetselde tuinmuren sluiten aan op de zijgevels. Het toegangspad vanaf de straat naar de woning bezit twee hardstenen stoeppalen.
Motivering.
Pand van architectuurhistorische waarde als voorbeeld van sobere, traditionele woningbouw uit de tweede helft van de 19e eeuw met goed verlopen transformatieproces. Een toegevoegde stedebouwkundige waarde vormt de markante ligging langs het Oosteinde.