Spionkopstraat 11 - 15
voormalig gemeentelijk badhuis
toon op de kaart- StatusRijksmonument
- ArchitectSchadee, A.
- Monument nr.487566
- BouwstijlExpressionisme
- WijkTransvaalkwartier
- Bouwjaar1925
Inleiding
Gemeentelijk badhuis (Spionkopstraat 13), annex twee woningen (Spionkopstraat 11 en 15) in de stijl van de Nieuwe Haagse School met invloed van de architectuur van Berlage, gebouwd in 1925 naar het ontwerp van A.A. Schadee, chef van de bouwkundi- ge afdeling van Gemeentewerken. Het badhuis en de flankerende woningen vormen een vrijstaand geheel, met de voorgevels aan de Spionkopstraat. Het badhuis is ontworpen als onderdeel van een complex op een vierkant terrein tussen de Spionkop-, Colenso- en Majubastraat en het Kaapseplein. De andere drie zijden van dit vierkant boden plaats aan schoolgebouwen, waarvan slechts dat aan de Colensostraat nog min of meer in de oorspronkelijke vorm bestaat.
Omschrijving
Het centrale gedeelte van het badhuis bestaat uit een souterrain met hoofdverdieping en beslaat een rechthoek met aan de achterzijde een negenhoekige sluiting die wordt omgeven door een lagere, half-cirkelvormige omgang. Het centrale deel draagt een met pannen gedekt schilddak, bekroond door een ventilatie-opbouw met overhuivend tentdak. De omgang bezit een plat dak. Aan de voorzijde bevindt zich een lagere, plat gedekte ingangsvleugel met afgeschuinde hoeken en een verhoogd middengedeelte, waarin de hoofdingang. Deze vleugel bestaat, evenals het centrale badhuis zelf, uit een souterrain en hoofdverdieping. Terugliggende, eveneens plat gedekte zijvleugels vormen de verbinding met de beide woonhuizen. Zowel het badhuis als de woonhuizen zijn in baksteen uitgevoerd met daklijsten, cordonlijsten, lateien en vensterdorpels, waarvoor beton met spuitpleister is gebruikt. Het centrale badhuis vertoont aan de veelhoekige achterzijde gemetselde uitkragingen op de hoeken. De hoeken van de voorgevel zijn hoger opgetrokken en afgedekt door uitstekende betonnen platen. De omgang aan de achterzijde bezit steunberen en op de hoeken risalieten met ingangen onder betonnen luifels. Op de risalieten gemetselde hoekbekroningen als op de hoeken van de voorgevel. De omgang bevat voorts rechthoekige, dichtgezette vensters. De ingangsvleugel aan de voorzijde bezit op de afgeschuinde hoeken vensters met lateien en tot luifels uitgebouwde vensterbanken van beton. Een bakstenen bordes met zijtrappen geeft toegang tot de hoofdentree. Deze is geplaatst onder een betonnen luifel en bezit nog de authentieke vleugeldeur met panelen en siersmeedwerk. Hierboven is aan de muur een vlaggestok met in decoratief smeedwerk uitgevoerde houder aangebracht. Het bordes bezit aan de voorzijde een toegangsdeur naar het souterrain. Links van de ingangsvleugel is een trap naar de stookkelder, het trapgat is voorzien van een ijzeren hekwerk. Aan weerszijden van het centrale badhuis staat een hoge, in baksteen opgetrokken vierkante schoorsteen. De plat gedekte zijvleugels tussen de ingangsvleugel en de woningen bezitten viervoudig gekoppelde vensters en kruisvensters, alle met houten kozijnen. Het interieur heeft zijn structuur vrijwel geheel en zijn authentieke vormgeving voor een groot deel bewaard. De vestibule bij de hoofdingang en de gangen links en rechts bevatten lambrizeringen van gele tegels met een bruine bies. Het centrale badgedeelte, "binnenring" genaamd, bezit douchehokken die in het begin van de jaren tachtig zijn vernieuwd De "buitenring" wordt door de dragende muur van de binnenring hiervan gescheiden. De buitenring is vrijwel in de authentieke toestand bewaard gebleven: lambrizeringen en douchehokken bekleed met geglazuurde witte baksteen, plafond met draagbalken en consoles en zesruitsramen met houten kozijnen in de liggende vensters. De ramen zijn dichtgezet. Links van het centrale gedeelte de voormalige wachtruimte voor de mannen; rechts van het centrale gedeelte de voormalige vrouwenwachtruimte, oorspronkelijk met kleedhokken en douches. Dit gedeelte is begin jaren tachtig verbouwd tot peuterzwembad. Het souterrain bevat in het linker deel een stookkelder met drie ketels en een boilerkelder met drie boilers; in het rechter deel een stookkelder met twee ketels (alle ketels later vernieuwd).
De beide personeelswoningen staan met een lange gevel aan de straat. Zij omvatten een souterrain en een bouwlaag en dragen een met pannen gedekt zadeldak tussen puntgevels met rollagen. In het zadeldak aan de voor- en achterzijde een houten dakkapel onder een schilddakje. Beide woonhuizen bezitten op de naar de ingangsvleugel gekeerde hoek een via een trap bereikbare ingangsloggia met gemetselde hoekpijler. De woning aan Spionkopstraat 11 heeft de authentieke voordeur behouden. De vensters bezitten houten kruiskozijnen. De tuinen van de beide huizen worden omheind door gemetselde tuinmuren met betonnen afdekking. Het badhuis en de beide personeelswoningen zijn van belang uit architectuurhistorisch, sociaalhistorisch en stedebouwkundig oogpunt.
Architectuurhistorische waarde bezit het complex als voorbeeld van de sobere expressionistische stijl met invloeden van zowel de Nieuwe Haagse School als Berlage, die in de jaren twintig van de twintigste eeuw veel voor openbare gebouwen in Den Haag werd toegepast. Sociaalhistorische waarde bezit het uit een oogpunt van de geschiedenis van de zorg voor de volksgezondheid. Als enig goed bewaard gebleven badhuis van de dertien die rond 1925 in Den Haag in gebruik waren, gebouwd met financiele steun van de gemeente ten behoeve van de arbeidende klasse en geexploiteerd door de vereniging "Volksbad", heeft het bovendien een belangrijke typologische en zeldzaamheidswaarde. Structuur, exterieur en een groot deel van de inwendige vormgeving en materiaalbehandeling zijn intact. De stedebouwkundige betekenis ontleent het complex aan de situering in een, oorspronkelijk verder door scholen omgeven, bouwblok dat bij de aanleg van de wijk als zodanig werd ontworpen, waarbij het centrale badhuis in de as van de Rondebosstraat is gesitueerd.