Alarm-brand-politiecel van rond 1960 op vierkante plattegrond opgebouwd uit glas en staal.
Voor het melden van calamiteiten kon het publiek terecht in een aparte telefooncel, de alarm-brand-politiecel. Ze werden in 1925 in de stad geïntroduceerd. In 1929 bedroeg hun aantal al 103. Het publiek kon snel de politie alarmeren, want niet iedereen beschikte vroeger over een eigen telefoontoestel. De agent kon door middel van een alarrncel worden opgeroepen om contact op te nemen met het politiebureau. Daartoe bevond zich in iedere cel een schijf met rode en witte vlakken, de zogenaamde bunker. Stond de blinker op rood, dan wist de agent dat hij contact moest opnemen met het politiebureau.
Tegenwoordig zijn de alarmcellen overbodig geworden nu vrijwel iedereen zelf telefoon heeft en de politie de beschikking heeft over mobilofoons. Van de 157 alarmcellen in 1940 is er nu nog slecht één in functie over, gesitueerd op het Buiten hof.
De vormgeving van de alarm-brand-politiecel komt zeer sterk overeen met de telefooncel die in 1931 in opdracht van de PTT is ontworpen door de architecten J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt. Voor deze telefooncel kozen de architecten, geheel naar de geest van de tijd, voor een zakelijke constructie van glas en staal.
Alarm-brand-politiecel van algemeen belang voor de gemeente Den Haag vanwege de historische betekenis als herinnering aan de tijd dat het publiek in geval van calamiteiten dit via een aparte cel kon melden. Ze bezit de cel vanwege het feit dat het de enige in functie zijnde alarmcel is, dat in het stadsbeeld bewaard is gebleven. Architectuurhistorisch waarde ontleent de cel aan haar vormgeving in glas-en staal, geïnspireerd op die van de telefooncel uit 1931 van J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt