Scheveningseweg 24 bij
Historische buitenplaats Zorgvliet
toon op de kaart- StatusRijksmonument
- Monument nr.530028
- WijkZorgvliet
mon nr: 530028
Omschrijving onderdeel 2 HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG ZORGVLIET.
De geschiedenis van het park van Zorgvliet gaat terug tot kort na 1643, wanneer na aankoop in dit jaar van een deel van het huidige parkterrein, de nieuwe eigenaar Jacob Cats de ontginning van het terrein ter hand neemt. In zijn "Hof-gedachten" (1655) en "Ouderdom en Buytenleven" (1656) staat Cats meerdere malen stil bij de ontginning en invulling van zijn park Sorghvliet. Voor de ontginning werd de zanderige grond omgeploegd, zonodig afgegraven, van veen ontdaan, bemest (bagger uit de sloot) en door wallen omgeven om de plantages tegen wind en zand te beschermen. De percelenkaart uit 1675-1680 geeft een helder beeld van het door wallen met laanbomen begrensde terrein.
De wallenstructuur aan de west- en noordzijde zijn in het terrein tegenwoordig nog herkenbaar. De wallenstructuur aan de zuid- en oostzijde ook, maar deze gingen aan het einde van de 17e eeuw deel uitmaken van de structuur van het omwalde doolhof, dat toen hier werd aangelegd. Als curator van de botanische tuin van de Leidse universiteit was Cats vermoedelijk in staat om zeldzame zaden en stekken te bemachtigen. Soorten als paardenkastanje, Corsicaanse Den en stinseflora als narcissen, sneeuwklokjes, sterhyacinten en gevlekte aronskelken, die thans nog in het park te vinden zijn en die in Cats' tijd zeldzaam waren, waren toen ook in het park te vinden. Ook de in zijn gedichten genoemde Parnassusberg in het park ten zuiden van het Catshuis, is in het terrein nog herkenbaar, zij het in verlandschappelijkte vorm. In 1665, vijf jaar na de dood van Cats, werd de huidige Scheveningseweg bestraat. Cats' dochter Elisabeth, die de buitenplaats had geërfd, verkocht in hetzelfde jaar de aan de overzijde van de weg gelegen gronden aan de Grafelijkheidsrekenkamer. In 1674 verkochten haar kinderen de buitenplaats aan Hans Willem Bentinck, kamerjonker en vertrouweling van Prins Willem III van Oranje (1650-1702) en ten tijde van de Koning-stadhouder oppertoezichter van de tuinen in Holland en Engeland. Met uitzondering van de verandering van de loop van de beek en van een uitbreiding van het park aan de zuidzijde, bleef de structuur van het door Cats aangelegde terrein grotendeels ongemoeid. Ter hoogte van de westwal werd de beek aan de noordzijde langs het huis langs gevoerd en vertakte pal aan de oostzijde van het huis in zuidelijke richting in een rechte lijn in de vorm van een waterparterre. De waterparterre ging aan de zuidzijde als waterparterre in een haakse hoek in westelijke richting om en begrensde aldus een rechthoekige tuin met parterres de brôderie aan de zuidzijde van het huis. Aan de zuidzijde van de tuin aan de overzijde van de waterparterre bevindt zich de voornoemde voormalige Parnassusberg. Aan de zuidzijde werd het terrein met een rechthoekige perceel uitgebreid met rechthoekige vakken voor de aanplant van fruitbomen. Centraal in het park werd binnen een ruime in een vierkant verlopende wal (aan de zuid- en westzijde de terreingrens uit de tijd van Cats) een doolhof met in het midden een berg aangelegd, naar ontwerp van de Franse prins van Condé. De vierkante wal is geheel bewaard gebleven en de berg in het veld nog herkenbaar. De eveneens bewaard gebleven in rode baksteen gemetselde overwelfde doorgang in de NO-hoek van de wal komt voor op een gravure uit ca. 1700 en is vermoedelijk in opdracht van Bentinck laten bouwen. Rond 1700 werd de strook duingrond tussen de aanleg en de Scheveningseweg bij de aanleg getrokken. Sindsdien vormt de Scheveningseweg de grens van de aanleg aan deze zijde. Na de dood van Bentinck vererfde de buitenplaats op zijn tweede zoon Willem Bentinck (1704-1770), die bij zijn meerderjarigheid in 1729 beschikking over de buitenplaats kreeg. Kort hierna werd de ingang van de buitenplaats in noordelijke richting verlegd naar de huidige entree aan de Scheveningseweg. De oprijlaan van deze entree werd in 1762 bestraat. Uit bronnen is bekend dat Willem Bentinck de aanleg van het park heeft gemoderniseerd en verbeterd, maar waaruit deze aanpassingen precies uit hebben bestaan is niet bekend. Uit het verslag van de Duitser Johann Jacob Bolkmann uit circa 1780 blijkt dat het huis niet meer door parterres, maar in dit jaar door een parkweide omgeven was, hetgeen het vermoeden rechtvaardigt dat er zich in deze tijd (circa zes jaar na de dood van Bentinck) sprake is van een parkaanleg in landschapsstijl. Dit vermoeden wordt verstrekt door hetgeen Bolkmann verder over het park opmerkt:"In dit gebied is men erin geslaagd om de natuur op Engelse manier na te bootsen en een landschap te creëren, zonder daarbij angstvallig de kunst te hulp te roepen ...Vroeger was de hele tuin op de Franse wijze met parterres, hagen, grasvelden, en zo verder, aangelegd en waren er slechts enkele mooie lanen. De huidige eigenaar liet echter het bovenste deel op Engelse wijze herinrichten. Daarom treft men tegenwoordig verschillende door kreupelhout kronkelende wandelpaden, waterlopen, holtes, kleine dalen, kleine hoogtes en heuvels aan, die in verschillende richtingen met bos zijn bedekt". Aangezien Willem Bentinck's zoon Willem Gustaaf Frederik Bentinck (1762-1835) in 1780 nog minderjarig was en slechts tussen 1787 en 1795 de gelegenheid had om van Zorgvliet gebruik te maken, kan worden aangenomen dat deze veranderingen in landschapsstijl in de tijd van Willem Bentinck, dus vòòr 1774, hebben plaatsgevonden. Van veranderingen binnen de aanleg van Zorgvliet tot 1819, wanneer Willem Gustaaf Bentinck door financiële problemen genoodzaakt is de buitenplaats te laten veilen, is niets bekend. Wellicht heeft hij tussen 1787 en 1795 nog wijzigingen in de aanleg laten aanbrengen, in de periode hierna is hij nog weinig op Zorgvliet geweest. Ook tussen 1819 en 1837, wanneer de buitenplaats bij voortduring is verhuurd, hebben er waarschijnlijk geen noemenswaardige wijzigingen in de aanleg plaatsgevonden, behalve dan dat er in deze periode een flinke kap in het park heeft plaatsgevonden. Kort na 1837, het jaar waarin kroonprins Willem (1792-1834) de buitenplaats verwerft, ondergaat het park een grondige opknapbeurt. Nieuwe lanen werden aangelegd, er vond een aanplant van bomen en heesters plaats en de aanleg werd aanzienlijk aan de noord-, zuid- en westzijde uitgebreid buiten de grenzen van het huidige complex. Verondersteld kan worden dat de huidige invulling en accidentatie van de deels omwalde vakken van het tot het complex behorende park met slingerlanen (eik) en paden met ertussen hakhout en heesters (hulst) en het verloop van de slingerende beek in oorsprong teruggaan tot de tijd van Willem Bentinck. In stilistisch opzicht is het huidige park in landschapsstijl te typeren als een aanleg in vroege landschapsstijl (vòòr ca. 1810). De aanleg in landschapsstijl, die in de formele structuur van wallen werd ingebed, is voor het eerst gedetailleerd zichtbaar op de kaart van Zorgvliet en omgeving uit 1872. Sindsdien hebben er in de aanleg van het tot het complex behorende park geen noemenswaardige wijzigingen meer plaatsgevonden.
Waardering De HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG ZORGVLIET is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang:
- als belangwekkend en in structuur deels bewaard gebleven voorbeeld van Nederlandse formele tuinkunst uit de laatste helft van de 17de eeuw en het eerste decennium van de 18de eeuw;
- vanwege de invloed van het formele park op de ontwikkeling van de Nederlandse en Europese tuinkunst;
- als zeer vroeg voorbeeld van een Nederlands park in landschapsstijl.
mon nr: 530029
Omschrijving onderdeel 3 SCHEIDINGSMUREN.
Rode bakstenen in 1920 in opdracht van de toenmalige eigenaar familie Goekoop opgetrokken rechte scheidingsmuur die de gehele zuid- en oostzijde en het grootste deel van de noord- en westzijde van het park Zorgvliet afsluit. De muur werd gebouwd op de alhier gesitueerde in de 17de en 18de eeuw aangelegde scheidingswal. Aan de NO-zijde wordt de muur onderbroken door met hekpijlers (nissen en geprofileerde afdekplaat) gemarkeerde entree naar het park. Hekpijlers omlijsten een dubbel ijzeren spijlenhek met pijlpunten. Rechts (noord) van de entree in de muur 3 halfronde openingen waarin ijzeren rooster van spijlen met pijlpunten. Links idem, maar in het midden een halfrond ijzeren hek met spijlen met pijlpunten. Het muurvlak van de muur wordt deels door een muizentand beëindigd. Deels wordt de muur door steunberen gestut. De muur wordt deels door een ezelsrug afgesloten. Aan de westzijde ter hoogte van de Haagse Beek is de muur naar onderen tot een bakstenen halfronde overkluizing met halfrond ijzeren rooster uitgebouwd.
Waardering
De SCHEIDINGSMUREN van het complex historische buitenplaats Zorgvliet zijn in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de gaafheid;
- vanwege de ensemblewaarden;
- vanwege de zeldzaamheidswaarde die de muren, vooral vanwege hun aanzienlijke lengte, vertegenwoordigen.
mon nr: 530030
Omschrijving onderdeel 4 OVERWELFDE DOORGANG IN HET PARK.
Rode bakstenen getoogde doorgang met keermuren, die een rechte aarden wal overwelft. De doorgang is gelegen in het verlengde van een wandelpad in de noordoost hoek van de bewaarde walsstructuur, die de omlijsting vormde van het alhier gelegen doolhof in het hart van park Zorgvliet. De bakstenen doorgang is zichtbaar op een gravure uit ca. 1700 en dateert dus van vòòr deze tijd.
Waardering
De OVERWELFDE DOORGANG IN HET PARK van het complex historische buitenplaats Zorgvliet is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang:
- vanwege de zeldzaamheidswaarde;
- als het enige bewaard gebleven gebouwde onderdeel van de formele tuin van Zorgvliet uit het einde van de 17de eeuw;
- vanwege de gaafheid;
- vanwege de ouderdom.