Paviljoensgracht 51 t/m 125

Heilige Geesthofje

toon op de kaart
  • Status
    Rijksmonument
  • Monument nr.
    17873
  • Bouwstijl
    Renaissance
  • Wijk
    Centrum
  • Bouwjaar
    1616; 1647
Registerblad 

Heilige Geesthof, gesticht in 1616, zeldzaam gaaf voorbeeld van een vroeg 17e eeuws hofje, bestaande uit vier vleugels om een binnenplein, aan de straatzijde poortgebouw met regentenkamer uit 1647.

meer weten 
Uit: De Verborgen Stad - VOM-reeks nummer 2-2005 Tekst Botine Koopmans Het Heilige Geesthofje Paviljoensgracht 51 t/m 125 Gebouwd in 1616 Gerestaureerd/gerenoveerd in 1935 en in 1984-1985 Rijksmonument sinds 1967 In 1616 besloten de Heilige Geestmeesters van de Grote of St. Jacobskerk uit praktische overwegingen al hun 'arme oude soo mans als vrouwspersonen' bij elkaar op één plek in de stad te laten wonen in plaats van verspreid over verschillende buurten. Het bestaan van de Heilige Geest wordt in Den Haag voor het eerst vermeld in 1311. Er waren vier Heilige Geestmeesters die gekozen werden uit de welgestelde kringen. Zij hadden, naast de uitvoering van kerkelijke taken, de zorg voor de Heilige Geestarmen, 'zijnde allerhande nooddruftige en behoeftige menschen in 't generael' die zij brood, spek, vlees, vis, kleding en andere levensbenodigdheden uitreikten. Door legaten bouwden de Heilige Geestmeesters kapitaal op. Zij bezaten in de stad een reeks kameren en huisjes, waarin de door hen verzorgde arme mensen waren ondergebracht. Na de reformatie bleef de Heilige Geest als instelling bestaan. In de functie van Heilige Geestmeester werden nu alleen nog protestanten benoemd die bovendien werden gecontroleerd door het stadsbestuur. Het nieuwe Heilige Geesthuis werd buiten de stad gebouwd op een stuk weidegrond aan de 's-Heerenlaan, een landweg met erlangs een sloot, die begin 1616 werd geplaveid en toen de naam Geplaveide Gracht kreeg. Deze naam werd in 1646 veranderd in Paviljoensgracht, een verwijzing naar een paviljoen dat de familie Doubleth in 1615-1617 naast het hofje had laten bouwen. Het Heilige Geesthofje bestond oorspronkelijk uit 37 huisjes van een laag hoog die in een vierkant rond een binnentuin zijn gesitueerd. De doorgang bevindt zich aan de kant van de Paviljoensgracht en was in 1616 nog niet door een deur van de straat afgesloten. De woningen zijn in elkaars spiegelbeeld, waarbij de beide voordeuren in een trapgeveltje zijn geplaatst. Deze geveltjes verlenen het hofje een schilderachtig oud-Hollands karakter. Ieder huisje was ongeveer 4.60 meter breed en 4.80 meter diep en bestond uit één kamer met daarboven een droogzolder. Onder de steile trap naar boven bevond zich de bedstede. Voor toiletbezoek moesten de bewoonsters naar buiten, waar in twee hoeken de gemeenschappelijke privaten waren geplaatst. De piepkleine gebouwtjes met een lessenaarsdak doen nu dienst als berghokken. In 1646 werd de sloot langs de Geplaveide Gracht gekanaliseerd en aangesloten op de in datzelfde jaar gegraven Stille Veerkade. Het straatpeil werd met de uitgegraven grond verhoogd, zodat de binnentuin van het hofje zo'n 60 centimeter lager kwam te liggen. De regenten lieten in 1647 de gevel aan de Paviljoensgracht hoger opmetselen en tevens werd de open doorgang vervangen door een poortgebouw met deur. Boven de poort werd een regentenkamer ingericht. Tevens werd een huisje toegevoegd aan de woonruimte van de binnenmoeder (beheerster). De poort zelf is van hardsteen en fraai uitgevoerd in renaissance-stijl met in het fronton het stichtingsjaar 1616. Iets hoger, tussen het wapen van Holland en van Den Haag met de ooievaar, is het jaartal van de verbouwing van de toegang, 1647, te lezen. De lange gevel telt slechts één venster, links van de poort die hoort bij de woning van de binnenmoeder. Dit venster werd in 1935 aangebracht. Hoewel opgezet voor zowel mannen als vrouwen, werd het al gauw een hofje voor oude vrouwen. Zij moesten zich naar in artikelen vastgelegde bepalingen gedragen. In artikel 1 staat bijvoorbeeld dat 'de begunstigde' wekelijks de straat voor haar woning moet schrobben en in goede orde houden, 'op verbeurte van telkens vijftig Centen'. Je mocht ook niet zomaar 's nachts wegblijven. 'Eene inwoneresse begeerende een of meer nachten zich van het Hofje te absenteren, is gehouden daartoe een schriftelijk consent van den Rentmeester te verzoeken.' Wie dat niet deed, was 60 cent kwijt voor elke nacht dat zij zonder verlof afwezig was. Daar stond tegenover dat de bewoonsters levenslang vrije woning hadden, hemden, schoenen, turf, brood en wijn kregen, en elke week ook een som van 26 stuivers. De gaven wisselden wel in de loop van de eeuwen. Toen het in de eerste helft van de negentiende eeuw financieel niet goed ging met het hofje werd er bezuinigd op de uitgaven. Nieuwe bewoonsters kregen zelfs helemaal geen uitkering meer. In 1934 bleek het hofje in zeer vervallen staat te verkeren, zodanig dat de regenten zelfs overwogen om het te slopen en een geheel nieuw te bouwen. Zover is het gelukkig niet gekomen; het werd een uitgebreide restauratie, die werd uitgevoerd door architect Bart van Heyningen. Vanwege de grote historische waarde heeft de architect geprobeerd zoveel mogelijk te behouden en te conserveren. Zo werden verweerde bakstenen vervangen door zeventiende-eeuwse exemplaren en kwamen op de geheel vernieuwde kappen achttiende-eeuwse pannen. De schuiframen in het poortgebouw werden vervangen door eiken kruiskozijnen naar zeventiende-eeuws model die naar verluidt afkomstig zijn uit een Amsterdams grachtenpand. Het hofje werd toen tevens gemoderniseerd. Vóór de restauratie kwam men na het openen van de deur in een voorportaaltje. Hier was een plankje voor een kooktoestelletje met een scharnier aan de wand bevestigd. Om de voordeur open te kunnen doen, moest de plank eerst worden neergeklapt. De potten en pannen moesten noodgedwongen op het ook op het voorportaal uitkomende steektrapje naar de droogzolder staan. Het gehele complex moest het doen met twee privaten, twee pompen en vijf kranen die aangesloten waren op de duinwaterleiding. Na de restauratie was het voorportaal verruimd en voorzien van een gootsteen en aanrechtje met een granito blad. Ieder huisje kreeg een wc, die op de plaats van de trap werd geïnstalleerd. De steektrap zelf werd vervangen door een spiltrap en geplaatst tegen de achtermuur van de woning. De zolder werd gedeeltelijk als slaapkamer ingericht, en behield op een apart gedeelte de mogelijkheid voor het drogen van de was op drooglatten. Het hofje werd aangesloten op gas, water, licht en riolering. 'Het is nog geen geheel als een heerenhuis, maar weer een aardig, ofschoon zeer beknopt huisje, dat voor oude vrouwtjes, die op zichzelf leven en geen bridgedrive of zoo hoeven te geven, wel net genoeg zal zijn', schreef de krant. Ook de regentenkamer werd onder handen genomen. Het was een eenvoudig vierkant vertrekje dat de portier als logeerkamer en als provisiekamer voor de opbrengst van de vruchtbomen in de tuin had gebruikt. Het originele moer- en kinderbintenplafond werd weer in het zicht gebracht en er werd een nieuwe schouw naar zeventiende-eeuws model geplaatst. Boven de schouw hangt een schilderij uit 1579 van de schilder Anthonie Blokland van Montfoort in een rijk bewerkte houten lijst waarop de uitreiking van het brood aan de armen door de Heilige Geestmeesters in de Sint Jacobskerk staat afgebeeld. k de regentenkamer werd onder handen genomen. t dit over het zelfde onderwerp: poort. eerd en van nieuwe pannen voorzien.\e op Een witmarmeren plaquette in het portaal van het poortgebouw herinnert aan deze restauratie. In 1984-1985 zijn de huisjes naar ontwerp van architect Ton Deurloo nog eens gemoderniseerd, waarbij het ingangsportaal werd verkleind ten behoeve van een open keuken en het dak geïsoleerd en van nieuwe pannen voorzien. Zo'n tien jaar later volgden meer wijzigingen: in 1998 werden vier huisjes samengevoegd tot twee (de nummers 8/9 en 10/11) en in 1996 kreeg nummer 23 zijn definitieve bestemming. Dat huisje had in de loop van de jaren namelijk al heel wat functies gehad. Tot 1932 was het woonhuis, in 1935 werd het een was- en drooghuisje, in 1959 televisiezaaltje, in 1984 werd het samen met nummer 22 sociëteit, en in 1996 onder de naam studio een dubbele woning. De hoftuin is zonder meer fraai aangelegd. Hij is verdeeld in vier grote vakken, die omzoomd zijn door heggen en paden met authentieke oude straatsteentjes. Pronkstuk is de juttepeer, geplant in 1647, en dus even oud als het poortgebouw. Mogelijk is het de oudste perenboom in Nederland. De put in de zuidelijke hoek is tijdens de renovatie in 1985 weer opgebouwd. Uit deze put konden de bewoners water uit de daaronder gelegen reinwaterkelder halen. Het hofje wordt bewoond door alleenstaande dames vanaf 50 jaar. De regels zijn nog vrij traditioneel. Wie een nacht wil wegblijven meldt dat bij de binnenmoeder die naast het poortgebouw woont. Zij maakt ook dagelijks een rondje om te kijken hoe het met iedereen gaat.
Opname B. Koopmans, 2005.
Opname B. Koopmans, 2005.
Opname B. Koopmans, 2005.
Opname B. Koopmans, 2005.
Opname B. Koopmans, 2005. De Regentenkamer.
Opname B. Koopmans, 2005.
gevel detail
gevel detail